pagina 31

 
BEVRIJDINGSDAG
 
Drie duizend jaar geleden:
De Joden waren nog herders die met schapen rondtrokken
op zoek naar voedsel voor de dieren. Ze zwierven van oase naar oase.
In het voorjaar viel er overal een beetje regen,
en bij volle maan gingen ze dan er op uit met de schapen.
Dan baden ze God om een veilige reis en
ze offerden Hem een lammetje.
 
Maar er was een periode aangebroken van droogte.
Het vee ging dood. Het volk zocht brood in het rijke Egypte.
Daar leefden ze als vreemdelingen.
Ze waren arm en moesten hard werken.
Ze verlangden terug naar een eigen land en naar hun kuddes.
 
Toen was er een man: Mozes.
Hij werd hun leider. Hij zei:
‘We moeten – net als onze voorouders –,
in de lente bij volle maan een lam slachten en dan wegtrekken.
de woestijn in, op zoek naar een nieuw land om in te leven.'

Het was nog niet zo gemakkelijk geweest.
De Farao stuurde zijn soldaten achter hen aan.
Maar de paarden en wagens bleven steken in het moerassige land.
En toen waren ze vrij!
Elk jaar vierden ze dat bevrijdingsfeest. Dat was Pasen!
 
Wij vieren ook Bevrijdingsdag.
Weet je ook wanneer?
Weet je ook van wie wij bevrijd zijn?
 
Met Pasen was het druk in Jeruzalem.
Joden uit het hele land kwamen naar de tempel om Pasen te vieren.
Met Pasen dachten de mensen niet alleen terug aan het verleden
maar ze dachten ook over hun toekomst.
Zoals ze eens van de Farao bevrijd waren,
zo hoopten ze eens van de keizer in Rome bevrijd te worden
De keizer was de baas over een groot stuk van de wereld,
en de mensen moesten hoge belastingen betalen.
 
De Romeinen zaten niet alleen in Israël, Afrika  en Perzië 
maar ook in Voerendaal en Heerlen!
Weet je waar ze hier geweest zijn?

 
ONZE VADER

Ook Jezus wilde Pasen vieren, maar het was gevaarlijk in Jeruzalem.
‘Laten we hier in Galilea blijven’, had Petrus gezegd,
‘Daar is het veel veiliger!’
Maar Jezus was gaan bidden. Hij klom een eindje een berg op
en na een half uurtje kwam hij terug.
‘Wat heb je gebeden?’ ‘Leer het ook aan ons!’
Toen leerde Jezus hun bidden:
 
Onze Vader die in de hemel zijt
   1. Uw naam worde geheiligd
   2. Uw rijk kome,
   3. Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel
      1. geef ons heden ons dagelijks brood
      b. en vergeef ons onze schuld zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven
      c. en leid ons niet in bekoring maar verlos ons van het kwade.
Amen!
 
Dus Jezus bidt:
Niet wat IK wil moet gebeuren, maar wat GOD wil. Zinnetje 1 en 2 en 3 beteken alle drie hetzelfde. Er moet niet gebeuren wat op mijn verlanglijstje staat, maar laat mij maar zien wat U wilt. Uw Rijk is belangrijk. Uw naam is vrede en recht.
Dan geeft Jezus daar drie voorbeelden van. In de wereld van God is brood voor iedereen. De mensen vergeven elkaar. En het kwaad is er niet meer
‘Amen’ betekent ‘oké’.

PALMZONDAG

 
Jezus komt de stad binnen. De mensen herkennen hem. ‘Dat is de man die zieken heeft genezen!’
‘Hij heeft verteld dat God onze koning is.’ ‘Hij zal de keizer van Rome wel verslaan!’
Daar was Jezus bang voor geweest. Dat ze hem als opstandeling zouden uitroepen.
Hij wil de mensen duidelijk maken dat hij niet kwam om te vechten; dat hij de Vrede wilde brengen.
Dat hij een totaal andere koning was dan de keizer.

 
Maar wat kon hij doen? De menigte zong en danste.
Geluidsinstallaties bestonden nog niet. Facebook ook niet.
Spandoeken hadden geen zin; de mensen konden niet lezen!
Wat kon Jezus dan nog doen?

Hij klom op een ezeltje.
Iedereen in die tijd kende een liedje uit de bijbel Het ging zo
‘Zie uw koning komt
gezeten op een ezel,
een koning van vrede komt naar de stad.’
Soldaten zaten op een paard om te vechten, maar de koning van vrede komt om te helpen.
Daar herinnert het palmtakje ons aan.
 
In het oosten zwaaiden ze met echte palmen van een palmboom.
De kruisvaarders namen die mee uit Jeruzalem.
Daarna ging men hier ander groen gebruiken, bijvoorbeeld
dennentakken, of Berkentakken. Wij gebruiken buxus.
Buxus heeft hele harde wortels.
Ze maakten er vroeger doosjes van om kostbaarheden te bewaren.
In de kerk spreken we van een 'pyxis', dat is een klein doosjes
waarin een h.hostie wordt meegenomen voor een zieke.
Maar ook het woord box en buks komt van deze bijzondere struik.
 
WITTE DONDERDAG
Jezus viert het paasfeest. Hij laat een lammetje slachten. Op tafel ligt brood.
Dat was brood zonder gist
 
Gist is een brokje van het oude deeg. Het is een beetje zuur geworden door de bacteriën.
Die zorgen ervoor dat het deeg gaat rijzen. Daar wordt het brood luchtig van.
Maar toen ze duizend jaar geleden uit Egypte waren gevlucht,
was er geen tijd om het deeg te laten rijzen.
Toen aten ze ongedesemd brood.
En dat is de hostie van de communie nog steeds:
het ongedesemd brood van het volk op de vlucht.
 
Buiten klonk wapengekletter en geschreeuw van rebellen die door de straten trokken.
Binnen was het stil. Jezus nam het brood in zijn handen. Hij keek de kring rond. 
Hij tilde het brood een beetje omhoog en zei: ‘Dit ben ik...’ En toen... krak!...
toen brak hij brood in stukken. De leerlingen begrepen het meteen.
Jezus bedoelde dat hij gedood zou worden. Maar Jezus ging verder.
Hij reikte de brokken brood aan zijn vrienden. ‘Hier, eet maar; ik ben voedsel voor jullie.’ 
Mijn leven is brood dat wordt gebroken en voedsel is voor de mensen.
Jezus voegde eraan toe: ‘Blijf dit doen en denk aan mij’
En de leerlingen zijn het blijven doen.
Tot de dag van vandaag.
En zo leefde Jezus in hun hart en in hun midden.
Tot hier en nu.
 
PASEN
Het ging zoals Jezus het had gezien. Die nacht werd hij gevangen
en door de Romeinen aan een kruis gehangen. Hij stierf.
Maar de leerlingen hadden begrepen dat God hem niet in de steek zou laten.
God zou hem trouw blijven, ook in de dood. Dat geheim zijn ze blijven vieren.
Ieder jaar met Pasen en elke zondag.
Ze braken brood en deelden het en vertelden over hem.